Gezinstherapie

G
‘In een gezin leer je wat autonomie en verbinding is.’

In een gezin loopt niet altijd alles op rolletjes. Ieder gezin of ander samenlevingsverband komt problemen tegen. Dit gaat meestal gepaard met conflicten, emoties, die niet altijd geuit (kunnen) worden. Je kan je gezin zien als een systeem. Het is in beweging, maar soms zijn er stagnaties. In alle fasen, die je als gezin meemaakt, kan dit zich voordoen. Als je kinderen nog klein zijn of in de puberteit/adolescentie. Ziekte en psychosomatiek hebben effect op alle gezinsleden. Ben je onderdeel van een nieuw samengesteld gezin, dan kan je tegen onverwachte problemen aanlopen. Hetzelfde geldt voor éénoudergezinnen.

Je gezin staat niet op zichzelf, maar is onderdeel van een groter geheel en van andere systemen. School, werk, maatschappij beïnvloeden positief en negatief ieder gezin. Ieder gezinslid heeft hier op zijn eigen antwoord.

Bij gezinstherapie kunnen je hele gezin betrokken worden. Of diegene, die bereid is om mee te werken aan de noodzakelijke verandering. Het kan ook zijn dat er één lid van jullie gezin komt, bijvoorbeeld een puber of adolescent.

Kinderen

In mijn praktijk richt ik mij ook op het ondersteunen van ouders met kleine kinderen, die tegen allerlei opvoedingsproblemen aanlopen. Ouders, die vastgelopen zijn in hun relatie met pubers en adolescenten. Pubers en adolescenten, die met zichzelf of anderen in de knoop zitten, kunnen zelf een afspraak maken.

Specifieke problemen met kleine kinderen verwijs ik naar collega’s.

Kernwoorden en -begrippen

Omgaan met conflictsituaties. Elkaar begrijpen en accepteren. Autonomie. Opvoeding. Eisen stellen. Samenwerken. Probleemoplossend werken.

Voor wie is gezinstherapie/coaching bedoeld?

Gezinstherapie/coaching kan ondersteuning bieden in leefverbanden waarin:

  • er spanning is in de onderlinge relaties
  • er opvoedingsproblemen zijn;
  • een verstoorde hiërarchie heerst;
  • problemen tijdens en na echtscheiding;
  • ziekte in het gezin;
  • bij gezinsgeheimen;
  • het op school niet goed gaat;
  • te veel ruzie gemaakt wordt en het te weinig tot een gesprek komt;
  • je, als puber of adolescent, niet weet hoe je toekomst er uit gaat zien; je kind een diagnose gekregen heeft, die je niet kunt hanteren;
  • je te kampen hebt met eenzaamheid;
  • geen raad meer weten met je kind;
  • er onenigheid is over de aanpak van de kinderen;
  • je kind hoogbegaafd is.